VAKnieuws 2019

sorteer op datum sorteer op nummer  
 
19158

Reikwijdte en bedoeling concurrentiebeding

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-09-2019 ECLI:NL:GHARL:2019:7739
Jurisprudentie - Rechtseenheid
Arbeidsovereenkomstenrecht
Rechtsvraag

Is een concurrentiebeding bedoeld om medewerkers te binden?

Overweging

Onder verwijzing naar zijn arrest van 24 juli 2018 (ECLI:NL:GHARL:2018:6776) overweegt het hof dat een concurrentiebeding bedoeld is om het bedrijfsdebiet van de werkgever - de opgebouwde knowhow en goodwill - te beschermen. Het beding is niet bedoeld om werknemers te binden. Het enkele feit dat een werknemer in de uitoefening van zijn functie kennis en ervaring heeft opgedaan, betekent nog niet dat de werkgever bij het vertrek van die werknemer, en ook niet bij het vertrek van die werknemer naar een concurrent, in zijn bedrijfsdebiet is aangetast. Dat een werknemer bij zijn vertrek kennis en ervaring die is opgedaan bij zijn werkgever ‘meeneemt’ is inherent aan zijn vertrek. Dat de nieuwe werkgever profijt heeft van de kennis en ervaring van de werknemer is inherent aan het in dienst nemen van een werknemer met kennis en ervaring.

Het concurrentiebeding biedt geen bescherming tegen het vertrek van een ervaren werknemer en tegen de indiensttreding van die werknemer bij een concurrent van de oude werkgever, maar alleen tegen de aantasting van het bedrijfsdebiet door zo’n overstap. Van zo’n aantasting zal bijvoorbeeld sprake zijn wanneer de betrokken werknemer door zijn functie op de hoogte is van essentiële relevante (commerciële en technische) informatie of van unieke werkprocessen en strategieën en hij deze kennis ten behoeve van zijn nieuwe werkgever kan gebruiken, waardoor de nieuwe werkgever in de concurrentieslag met de oude werkgever in het voordeel is, of bijvoorbeeld doordat de werknemer zo intensief samenwerkt met bepaalde klanten van de oude werkgever dat deze klanten overstappen naar diens nieuwe werkgever. 


Binnenkort:
Concurrentiebeding
 
19149

Pensioenverweer kan niet worden gevoerd door degene die scheiding verzoekt

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-09-2019 ECLI:NL:GHARL:2019:7721
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Echtscheiding
Procesrecht
1:153 BW
Rechtsvraag

Kan de vrouw in hoger beroep het zogeheten pensioenverweer voeren nu zij zelf de scheidingsprocedure is gestart?

Overweging

Nee. Op 28 juni 2018 heeft de rechtbank van de zijde van de vrouw een brief ontvangen waarin zij de rechtbank heeft bericht dat partijen met elkaar overeenstemming hebben bereikt over de als II tot en met V in het inleidend verzoekschrift genummerde nevenvoorzieningen. Het verzoek tot echtscheiding (I) lag op dat moment volgens de vrouw voor toewijzing gereed en zij heeft bij deze brief de rechtbank verzocht de op 29 juni 2018 geplande mondelinge behandeling geen doorgang te laten vinden en (onder wijziging van twee van haar nevenverzoeken en intrekking van twee andere nevenverzoeken) het door haar verzochte, zoals gewijzigd, toe te wijzen, behoudens wat betreft de onder VI tot en met IX van het verzoekschrift vermelde nevenverzoeken betreffende - kort gezegd - de verdeling van de gemeenschap van goederen, inclusief de maatschap, en de splitsing c.q. verdeling van de in het Verenigd Koninkrijk opgebouwde pensioenaanspraken. Zij heeft verzocht de beslissing op deze verzoeken - in afwachting van een af te komen advies over de verdeling en de formalisering van de splitsing c.q. verdeling van het in het Verenigd Koninkrijk opgebouwde pensioen - aan te houden voor een periode van drie maanden. Van de zijde van de man is door de rechtbank op 28 juni 2018 eveneens een brief ontvangen waarin namens de man gelijkluidende verzoeken werden gedaan.

De rechtbank heeft vervolgens de echtscheiding uitgesproken en ook verder beslist conform de verzoeken van partijen.

Deze gang van zaken in aanmerking genomen, is het hof van oordeel dat de vrouw, nu zij in eerste aanleg op het punt van de door haar verzochte echtscheiding de uitspraak heeft gekregen waarom zij had verzocht, geen te respecteren processueel belang heeft om die beslissing in hoger beroep alsnog aan te tasten. Voor de vrouw staat dan ook geen hoger beroep open tegen de uitgesproken echtscheiding. Dat betekent ook dat de vrouw in hoger beroep niet de mogelijkheid heeft om haar verzoek tot het uitspreken van de echtscheiding alsnog in te trekken. Omdat de echtscheiding zowel door haarzelf als door de man is verzocht en toegewezen, heeft de vrouw evenmin de mogelijkheid om tegen het inleidend verzoek van de man tot echtscheiding alsnog het pensioenverweer, bedoeld in artikel 1:153 lid 1 BW in stelling te brengen.


 
19012

Geen vervangende toestemming erkenning wegens risico op schade

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-09-2018 ECLI:NL:GHARL:2018:7894
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Algemeen
1:204 BW
Rechtsvraag

Heeft de rechtbank het verzoek om vervangende erkenning terecht afgewezen?

Overweging

Uit de stukken en het verhandelde ter mondelinge behandeling blijkt dat de erkenning van kind door verzoeker met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid angst en stress zal veroorzaken bij de moeder, niet in de laatste plaats omdat verzoeker zich tijdens hun relatie agressief, onvoorspelbaar en bedreigend jegens haar heeft opgesteld. Die onvoorspelbaarheid en twijfel over de motieven van verzoeker bestaan nog steeds. Verzoeker zegt een grotere rol in het leven van kind na te streven, stelt dat hij de pleegouders  momenteel  (cursivering door het hof) als perspectief biedend erkent, nadat hij in het verleden een wijziging van de hoofdverblijfplaats van kind naar hem heeft geopperd en hij heeft ook de wenselijkheid van een besnijdenis van kind geuit. Door dergelijke uitlatingen schept verzoeker onduidelijkheid en onzekerheid en wakkert hij de angst en stress bij de moeder aan. Een grotere betrokkenheid van verzoeker geeft derhalve spanningen en heeft aantoonbaar weerslag op de moeder; het risico op een terugval is evident aanwezig. In het recente verleden is reeds gebleken dat de moeder het contact met kind niet aan kon omdat zij te veel spanningen ervaarde vanwege de betrokkenheid van verzoeker. Onderbreking van het contact met de moeder is – zoals hiervoor overwogen – niet in het belang van kind.

Ook bij de pleegouders is sprake van serieuze bezorgdheid over de gevolgen van een erkenning door verzoeker. In het licht van het feit dat verzoeker niet onomwonden en zonder voorbehoud erkent dat de pleegouders niet alleen momenteel maar ook in de toekomst voor kind perspectief biedend zijn en blijven, acht het hof deze bezorgdheid begrijpelijk en hecht het grote waarde daaraan. Dat kind bij de pleegouders in een stabiele omgeving opgroeit en aldaar de opvoeding krijgt die hij nodig heeft, staat vast. Het hof acht het in het belang van kind dat deze situatie wordt gecontinueerd om ervoor te zorgen dat kind zich optimaal en evenwichtig kan ontwikkelen. Dit is te meer van belang nu kind, gelet op zijn verleden van zowel voor als kort na zijn geboorte, in vergelijking met leeftijdsgenoten meer begeleiding bij zijn emotionele ontwikkeling nodig heeft, zodat rust en stabiliteit absoluut noodzakelijk zijn.

Een eventuele erkenning door verzoeker maakt hierop inbreuk, nu de zekerheid die de pleegouders ervaren dat kind bij hen opgroeit en derhalve aan hem het beste opvoedingsklimaat wordt geboden, hierdoor wordt bedreigd. De stabiliteit van het pleeggezin en de hierdoor door kind ervaren veiligheid kunnen ernstig uit balans raken. Van belang acht het hof ook dat onvoldoende inzicht is in de motieven van verzoeker, evenals zijn persoonlijke omstandigheden. Verzoeker verblijft illegaal in België en heeft verklaard door de erkenning van kind meer kans te zullen hebben op een rechtmatig verblijf in Nederland. Daarbij heeft hij eerdere uitlatingen gedaan over een besnijdenis voor kind en een wijziging van het hoofdverblijf naar verzoeker. Ook door deze onzekerheid en de onduidelijkheid over de motieven van verzoeker komt de rol van de pleegouders bij een erkenning onder druk te staan en daarmee komt de evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van kind ook in het gedrang.

Aldus acht het hof het reële risico van schade die de erkenning voor de evenwichtige ontwikkeling van kind kan opleveren van doorslaggevend belang en moet worden geoordeeld dat het belang van verzoeker bij erkenning van de familierechtelijke betrekking niet opweegt tegen het belang van kind, de moeder en de pleegouders dat voormeld reëel risico op schade achterwege blijft.


 

VAKnieuws is een initiatief van en wordt u aangeboden door centrum permanente educatie.


VAKnieuws houdt u middels praktische en uitgekiende samenvattingen op de hoogte van belangrijke juridische ontwikkelingen. Al het vaknieuws wordt met uiterste zorg samengesteld. De samenstellers, makers en centrum permanente educatie zijn niet aansprakelijk voor enigerlei schade als gevolg van het gebruik van dit vaknieuws.